Gevolgen van het Lente akkoord

Op 25 mei 2012 is de tekst van het Lenteakkoord uitgelekt. Dit akkoord bevat een groot aantal wijzigingen die van belang zijn voor werkgevers en werknemers.

Pensioengerechtigde leeftijd
De pensioengerechtigde leeftijd zal met één maand verhoogd worden per 2013. In de jaren daarna zal de AOW-leeftijd verder worden verhoogd, zodat per 2019 de pensioengerechtigde leeftijd 66 jaar wordt. Daarna wordt de AOW-leeftijd aan de levensverwachting gekoppeld. In 2014 zal de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenen worden verhoogd naar 67 jaar. Ook komt er een voorschotregeling. Die biedt de mogelijkheid om een voorschot op de AOW te krijgen vanaf de 65e verjaardag. Hiermee kunnen mensen een eventueel inkomensgat overbruggen.

In veel arbeidsovereenkomsten en Cao’s staat vermeld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Nu de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd, kan dit problemen opleveren als de werkgever afscheid wenst te nemen van een werknemer bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De pensioengerechtigde leeftijd is dan immers een andere dan vermeld in de arbeidsovereenkomst. In dat geval zal de arbeidsovereenkomst waarschijnlijk niet eindigen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, omdat dit niet de pensioengerechtigde leeftijd is en zal de arbeidsovereenkomst ook niet van rechtswege eindigen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, aangezien partijen dit niet overeen gekomen zijn. Het is dus van belang dat werkgevers hierop letten als de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd wordt. Overigens is hier uiteraard nog geen jurisprudentie over.

Arbeidsmarkt
Per 2013 wordt de WW-premie voor werkgevers tijdelijk verhoogd en vanaf 2014 moeten de werkgevers maximaal de eerste zes maanden van de WW-uitkering van hun werknemers betalen. Dit zou ertoe moeten leiden dat werkgevers zich inzetten voor het vinden van een nieuwe baan indien zij werknemers ontslaan. Voorts wordt de hoogte van ontslagvergoedingen beperkt tot een kwart maandsalaris per gewerkt jaar, met een maximum van een half jaarsalaris. De ontslagvergoeding kan worden gebruikt voor omscholing en van werk-naar-werk trajecten. De preventieve toets op ontslag verdwijnt.

Ontslagrecht
Voorts zal het ontslagrecht gewijzigd worden. Volgens het huidige ontslagrecht kan de werkgever een ontslagvergunning aanvragen bij het UWV of hij kan de arbeidsovereenkomst laten ontbinden door de kantonrechter. In het Lenteakkoord staat dat er een repressief ontslagstelsel komt voor werknemers. Dit betekent dat een werkgever de arbeidsovereenkomst kan beëindigen – na het volgen van een verplichte, interne hoorprocedure – en dat de werknemer, indien hij het daar niet mee eens is, een procedure tegen zijn werkgever kan starten. Bij korte dienstverbanden zal zo’n procedure voor een werknemer weinig opleveren, zodat de kans klein is dat een werknemer in dat geval zijn ontslag aanvecht.

Reiskostenvergoeding en OV
De belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer vervalt per 2013. In ruil daarvoor gaat de vrije ruimte van het werkkostenregeling naar 1,6% van de fiscale loonsom (een verhoging van 0,1%, want 1,5% per 2013 stond al vast). Dat betekent dat een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer ook in 2013 onbelast kan plaatsvinden. Voorwaarde is dat de werkgever de werkkostenregeling toepast én de ruimte van het werkkostenbudget gaat aanwenden voor vervoer. Voor zakelijke reizen vervalt de gerichte vrijstelling voor vervoer per 1 januari 2014. De vrije ruimte van de werkkostenregeling stijgt daarom in 2014 naar 2,1%.

Voor de uitvoering in de praktijk zou het veel eenvoudiger zijn om deze maatregelen ineens te nemen. Het werkkostenbudget stijgt dan met 0,7%. Dat nodigt werkgevers uit om de moeite te nemen om de overstap naar de per 2014 verplichte werkkostenregeling eerder te maken en vervolgens de vrije ruimte voor onbelast vervoer in te zetten.
Vooral de overstap en het voor de eerste maal inzetten van het werkkostenbudget, kost nogal wat inspanning van een werkgever. Er zal in overleg met de werknemers(vertegenwoordiging) een keuze gemaakt moeten worden voor de besteding van het werkkostenbudget en de plek die vervoer daarin gaat innemen. Dat raakt zowel de inrichting van de financiële als de salarisadministratie. Als gevolg van de voorgestelde gefaseerde invoering moet deze exercitie twee maal gedaan worden en dat is onnodig ingewikkeld voor werkgevers.

Al met al is het verdwijnen van de onbelaste vergoeding voor reiskosten -na overstap op de werkkostenregeling- een administratieve vereenvoudiging. Bijvoorbeeld ingewikkelde salderingsregelingen behoren daarmee tot het verleden.

Leaseauto
Het overgangsrecht heeft betrekking op leasecontracten die zijn aangegaan vóór 25 mei 2012 en op mensen die nu geen of minder dan 500 privékilometers per jaar maken met hun leaseauto. Het overgangsrecht geldt gedurende de looptijd van het leasecontract maar eindigt op uiterlijk 1 januari 2017. Betrokkenen worden niet volledig ontzien, maar gaan 25% van de eigenlijk verschuldigde bijtelling betalen, dat wil zeggen een kwart van 25%, 20% of 14%. Deze overgangsregeling geldt overigens alleen als de auto alleen voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer wordt gebruikt en het overige privégebruik beperkt wordt tot maximaal 500 km per jaar. Stijgt het overige privégebruik tot boven de 500 km per jaar, dan is voor die auto de volledige “normale” bijtelling verschuldigd.

Wie betaalt de rekening?
Dat hangt af van de formulering van de arbeidsvoorwaarden. Als de werkgever goed heeft vastgelegd dat de vergoeding alleen (onbelast) wordt uitbetaald zolang dat fiscaal is toegestaan, dan kan de vergoeding mogelijk geheel stoppen ofwel de belastingheffing kan voor rekening komen van de werknemer. Met een bruto betaling wordt dat laatste effect bereikt.
Heeft de werknemer arbeidsrechtelijk een “verworven” recht op de onbelaste vergoeding, dan zal de werkgever de belastingheffing voor zijn rekening moeten nemen. Is er geen ruimte in het werkkostenbudget, dan leidt dat tot 80% eindheffing wegens overschrijding van het werkkostenbudget óf de werkgever kiest voor brutering. Qua tarief kan dat voordeliger zijn, afhankelijk van de hoogte van het salaris van de werknemer. Bij een jaarloon tot € 56.491 in 2012 is namelijk een tabeltarief van 72,4% van toepassing. Bijna 8% minder dan de werkkostenheffing.

Wat betekent dit?
Het Lenteakkoord heeft grote gevolgen voor werkgevers en werknemers. Of het Lenteakkoord ook daadwerkelijk doorgevoerd wordt, is de vraag. Het Lenteakkoord zijn enkel de plannen van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie. Voordat deze plannen aangenomen worden als wet, zal er een hele procedure en maatschappelijke discussie aan vooraf gaan.

(Bron: Liesbeth Meester Unit 4, Rigje Rosier, P&O actueel, BVRendement)